woensdag 27 mei 2009

Gezien?

Heeft u mij gezien?
Ik was uitgenodigd om een opname bij te wonen van het televisieprogramma Top 2000 A Gogo –ik schaam mij tegenwoordig nergens meer voor-, met Matthijs van Nieuwkerk, de alomtegenwoordige presentator. De uitnodiging ging uit van de Nederlandse Beatlesfanclub –ter illustratie van het vorige statement over schaamte- en samen met een tiental andere fans uit heel Nederland togen wij naar het MediaPark in Hilversum. The Beatles is een redelijk bekend bandje uit de jaren zestig en dat was de Beatlesfans, die ik tot dan slechts via de virtuele wereld kende, aan te zien. Ik voelde me ineens erg oud.
Na een kleine wachtbeurt in de foyer stond het café, dat in een studio was ingebouwd, voor ons open. Drank was in ieder geval ruim voorradig: om de sfeer van een gezellig café te creëren werd ons voortdurend een blad met alcoholische versnaperingen voorgehouden. Gratis en voor niks. Dat werd tanken en als rechtgeaard West-Fries kon ik mij niet onbetuigd laten. Het was druk in het café en ofschoon ik mij had voorgenomen me netjes te kleden en te gedragen, was het jasje al snel uit en stroopte ik mijn mouwen op. Het kon nog wel eens een heet middagje worden.
We vonden een zitplaats op het podium en met mijn vriendin aan de ene kant vond ik aan de andere kant de vrouw van een andere Beatlesfan op leeftijd. De dame had haar nette bloesje met broche aangedaan en was overduidelijk ’s morgens nog naar de kapper geweest. Je komt immers niet elke dag op televisie. Matthijs kwam quasi nonchalant het café inlopen en de vrouw naast mij werd bijkans al direct opgewonden. “Daar is ie!”, riep ze in haar vuist en ze stootte me aan. Ik deed net alsof ik Matthijs elke dag ontmoette en haalde mijn schouders op. Het cafébezoek werd welkom geheten en werd vooral gemaand nog iets te drinken om de feestvreugde verder te verhogen. Dat liet ik mij geen twee keer zeggen.
Matthijs deed aan de bar een quizje met Belinda Meuldijk en Daniel Lohues. De Skik-zanger is altijd goed voor een grap en tijdens het lachen schudde mijn glas bier dusdanig dat een paar spetters op de dure rok van de goedgekapte dame naast mij vielen. Ze zuchtte en sprak me bestraffend toe. Ik leek wel een kleine schooljongen en het moet gezegd, ik had sterk de neiging om me meer en meer zo te gaan gedragen. Na de quiz volgden enkele beeldfragmenten op het scherm achter ons. De dame zong luid mee met lang vergeten nummers als Please Release Me van Engelbert Humperdinck (wie kent hem nog?). Ik vroeg haar of ze op dat nummer voor het eerst had geneukt. Ze gaf geen antwoord.
Daarna kwam Matthijs vlak voor onze neus zitten om een interview te doen met de grijzende Nits-zanger Henk Hofstede. Die stak een pleidooi af voor The Who en in mijn gedeelde enthousiasme verdween opnieuw enige drank op de dure rok van Please Release Me naast me. “Wat ben je aan het morsen!”, beet ze me toe. Niet door ons, maar de opname met Henk voor onze neuzen moest over. Matthijs draaide zich even naar ons om en keek me glimlachend aan. Ik proostte naar hem en hij, bij gebrek aan een glas, stak zijn duim op. Dat ervoer ik als een aanmoediging en persoonlijke goedkeuring.
Na het interview met Henk verliet een oudere, voormalig goedgekapte dame huilend het café. Op het podium zaten we ineens een stuk ruimer.

Schoon

Jarenlang ging ik tijdens carnaval door het leven als kabouter of nar. Hoewel ik begreep dat het de bedoeling was er zo idioot mogelijk bij te lopen, voelde ik me steevast doodongelukkig in deze uitdossingen. Het ontwikkelde een diepgewortelde antipathie tegen alles wat met carnaval te maken heeft. Gelukkig woon ik in een deel van het land waar het feest nu niet bepaald te boek staat als een groots festijn. Er zijn dorpen waar een aardige optocht wordt gehouden en hier en daar waagt een cafébaas zich aan een carnavalsprogramma. Alleen echte die-hards gaan daar heen volgens mij, maar ik ben er zelf al jaren niet meer geweest, dus misschien zit ik er helemaal naast.
Mijn liefde voor het carnavalsfeest werd er niet groter op toen ik als ranke jongeling op het feest in de oude schouwburg in Hoorn terechtkwam. Waarschijnlijk onder valse voorwendselen meegelokt door een meisje. Zij zag mij kennelijk wel zitten en hoewel dat gevoel niet geheel wederzijds was, besloot ik het er toch op te wagen. Er mocht wel weer eens gezoend worden. “Maar wat ik moet ik dan aan?”, vroeg ik haar. “Nou, gewoon. Een boerenkiel ofzo”, zei ze. Nu heb ik zelfs op oude foto’s zelden een boer in zo’n kiel gezien en het exemplaar dat ik in de feestwinkel kocht leek daar zelfs in de verste verte niet op. Eenmaal in ’t Park bleek dat echter geen hol uit te maken. Bijna iedereen had zo’n ding aan als ik, sommige compleet met parkeerhaven voor glazen bier. Het verbaasde me dat de organisatie van het feest een prijs voor het leukste kostuum had uitgeloofd.
In de catacomben kwam ik mijn goede vriend Jip tegen. Hij was er om dezelfde reden als ik: er mocht wel weer eens gezoend worden en hij had zowaar iemand op het oog. Ze was er ook nog, dat was een voordeel. We bespraken onze individuele gevallen en lachten elkaar uit bij het noemen van de naam van onze aanstaande wederhelft voor het eind van de avond. Ik stelde voor om het eerst maar eens stevig op een zuipen te zetten en ik wist dat Jip daar direct voor in was. Hij hield nogal van baco’s en om niet lullig te doen en budgettair op hetzelfde niveau te blijven, deed ik mee. De baco’s smaakten hoe langer hoe meer naar cola, maar dat kan ook aan ons gelegen hebben. Voordat we onze afspraken voor na het carnaval waren nagekomen, belandden we na een paar uur op het toilet. Daar zagen we de baco’s sneller terug dan ons lief was. Mijn boerenkieltje was zichzelf niet meer.
Er werd die avond, om uiteenlopende redenen, niet meer gezoend. Ook niet door Jip en om dezelfde reden. Kotsende mannen zijn een gruwel voor vrouwen die van plan zijn om te tongzoenen. Eerlijk gezegd kon ik er niet mee zitten en ik was blij dat ik in de frisse buitenlucht stond. Onderweg naar huis heb ik het boerenkieltje met de resten van een avondje carnaval in een vuilnisbak gegooid. Schoon, hoewel met een zwaar hoofd, fietste ik naar huis.

Winterwonderland

Januari is de wintermaand bij uitstek. Nu hou ik zelf helemaal niet van kou en wintersport is dan ook niet aan mij besteed. Gedoe met ski’s in hoge bergen lijkt mij niets. Sterker nog, zelfs het oer-Hollandse schaatsen laat ik liever voorbijgaan. Ik heb ze wel liggen, op zolder onder een flinke laag stof. Dat komt omdat ik ooit een vriendinnetje had dat wel erg van schaatsen hield. En ik vrijde graag en veel met haar, dus moest ik ook schaatsen. Want elke gelegenheid kon er goed voor zijn.
Op een mooie middag in januari had ze besloten dat we samen een stuk konden gaan schaatsen ergens bij Avenhorn. Daarna had ze een leuke verrassing voor me, zei ze. Haar ogen glommen en ik wist genoeg. Leuk of niet, er moest geschaatst worden. Ik stelde me zowaar sportief op, haalde alles wat maar warm was uit de kast en deed net of ik het leuk vond. Ik viel echter al snel door de mand. Mijn schaatstechniek was niet van dien aard dat ik ook maar bij haar in de buurt kon blijven en stuntelend voelde ik mijn voeten en hielen protesteren onder het onnatuurlijke gedoe. Ze wachtte lief op me, maar een blik op haar ongeduldige gemoed deed me zeggen dat ze maar lekker moest gaan schaatsen. Ik zou wel komen.
En ik kwam, gestuwd door het grote verlangen. Ik voltooide mijn ronde en schaatste er de laatste honderd meter vrolijk op los. Schijn bedroog. ‘Je duurde lang’, zei ze droog. ‘Mwah, wat problemen met mijn veters’, loog ik. ‘Zullen we nog een stuk?’, blufte ik. Gelukkig doorzag ze dat niet. Het eerste deel van mijn beloofde verrassing bestond uit een fijne doorzakpartij in het lokale lokaal. Dat was meer naar mijn zin. Ik liet mij de glühwein goed smaken en kreeg er warempel lol in. Zij ook en haar ogen begonnen weer te glimmen. Deel twee van de verrassing kon niet meer stuk, dat had ik wel in de gaten.
Vrieskou en glühwein is een slaapverwekkende combinatie. Mijn voeten tintelden haar trap omhoog, mijn oren suisden en mijn benen trokken bij elke beweging. ‘Wacht hier maar even’, zei ze met een kus en verliet met een geheimzinnige blik de slaapkamer. Ik ging liggen op het bed, in afwachting van veel moois. De volgende morgen werd ik wakker op de plek waar ik in slaap was gevallen. Ik kon mijn benen bijna niet bewegen en mijn rug voelde als lood. Naast me lag een briefje. ‘Ben nog even schaatsen’, stond er op. Ik kreunde. Mijn maag draaide zich om bij de gedachte aan haar zwierige schaatsbewegingen, inclusief verrassing achteraf. Ik zette de tv aan. Het weerbericht meldde nog meer vorst.