“Ga jij wel eens vreemd?” Ik bevond mij sinds lange tijd weer eens in een doodnormaal café in een klein stadje, ergens tussen Berkhout en Blokker. Tuurlijk, ontwikkelingen gaan tegenwoordig snel. Mijn mobiele telefoon, waarmee ik vier jaar geleden nog ‘oh’s’ en ‘ah’s’ ontlokte in de familiekringen, wordt door vrienden inmiddels afgedaan als een ‘bakelieten apparaat’. In ieder geval is het nog wel de ouderwetse kwaliteit, pareer ik dan met een jaloers oog naar fragiele, maar supersexy telefoontjes met beeldscherm en weet ik veel wat al niet meer. Ik wist echter niet dat omgangsvormen in het café en de brutaliteit van vrouwen aan zo’n duizelingwekkende verandering onderhevig was. In mijn beleving was de vrouw nog altijd het wild en de man de jager, die zijn jachtlust maar met moeite in toom kan houden.
Of ik wel eens vreemd ging. Het was een directe vraag, maar met veel dubbele bodems en daar houd ik niet zo van. Was het een uitnodiging om dadelijk met haar mee te gaan? Wilde ze weten wat ze met het oog op een eventueel aanstaand huwelijk tussen ons voor vlees in de kuip had? Was ze geïnteresseerd in mijn libido? Het was zaak voorzichtig te werk te gaan. Deze dame zag er aantrekkelijk genoeg uit om verder kennis mee te maken, ze deed ook al niet zuinig met het bier dat steeds weer in mijn glas werd geschonken en ze schurkte lekker tegen me aan. Ik moest tijd winnen om na te denken, maar dat viel niet mee met die drank. “Ik ga nooit vreemd, ik stel me eerst altijd voor”, putte ik uit het archief. “Ingrid”, stelde ze zich voor. Ik schoot direct in de lach. Dat was voorstelling genoeg.
Vroeger ging ik wel eens vreemd. Of die naam mocht het eigenlijk niet hebben, want ik wist niet eens dat ik verkering had, zoals dat toen heette. Ik had gezoend met een meisje in de achtertuin van haar ouderlijk huis en dat duurde maar kort, omdat haar astmatische moeder haar met een blaffende kuch duidelijk maakte dat ze naar binnen moest. Ik vond het al lang best, maar op haar had de zoenpartij kennelijk dermate veel indruk gemaakt dat we in haar ogen een stelletje waren. Ik wist van niks en zoende de zaterdag erop met ene Ingrid. Ik had me netjes aan haar voorgesteld. De dame van week één was des duivels. “Ik heb je net vanavond een brief geschreven en nu sta met haar te zoenen!”, huilde ze. Vreemd toch dat vrouwen gaan huilen als ze niet meer weten wat ze moeten doen. “Nou, stuur maar op”, zei ik nonchalant en nietsvermoedend. De huilbui werd er niet minder op. Ik was vreemdgegaan en nu was het uit tussen ons. Daar kon ik wel mee leven. Ik denk dat het haar minder goed is vergaan. Ze woont nu in Hengelo en is getrouwd met een technisch ingenieur of zo, dat zegt alles.
Ik nam een slok van mijn biertje en keek naar Ingrid. Ze zou het kunnen zijn en haar verleidingstechnieken waren in de loop der jaren in ieder geval niet gemoderniseerd. De tijden waren echter wel veranderd. Vreemdgaan schijnt tegenwoordig te mogen (‘Daar wordt je relatie rijker van’) maar de tijd had zich aan mij in omgekeerde volgorde voorgesteld. Zonder bevredigend antwoord te geven op Ingrids aanvankelijke vraag haalde ik met één teug mijn glas leeg en begon een zoektocht naar mijn jas. Ingrid, even afgeleid door een jonge adonis met een blad vol drank, ontdekte mij pas weer toen ik met mijn jas aan voor haar stond. “Ga je weg?”, vroeg ze retorisch. “Maar, waar ga je dan heen?” Alsof ik dakloos was en puur afhankelijk van haar sleutelbos. Ik zoende haar op de wang en zei dat ik naar Hengelo ging. Dat vond ze wel schattig en dat antwoord overtuigde mij in mijn beslissing.
Terwijl ik door de regen naar huis liep, voelde ik mij trots en groot. Ik had de zwaarste verleidingen doorstaan, was niet achter mijn lul aangelopen en zou straks, als ik mij in het echtelijk bed tegen mijn vriendin zou vlijen, voor mijn beslissing beloond worden. Nog geil van de passie zouden we in elkaars armen in slaap vallen en bij het ochtendgloren gewekt worden door een zingende buurman. Ja, het voelde goed en met mijn broek al half op mijn knieën kwam ik de trap op. Mijn vriendin sliep en werd even wakker van mijn dronken gestommel. Verwachtingsvol schurkte ik me tegen haar aan. “Was het leuk?”, vroeg ze. “Mwah. Ging wel. Ik miste je.” Ze zuchtte en het was even stil. “Je stinkt helemaal naar rook en drank”, mompelde ze half in haar slaap.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten