vrijdag 14 december 2012

Onbevlekte ontvangenis

Het is december en daarmee is de onvervalste schnabbeltijd aangebroken. Met het witwassen van grote hoeveelheden euro’s is het dit jaar helemaal schering en inslag. Columnisten, pianisten, clowns en andere grappenmakers varen er wel bij. Altijd leuk toch, een kerstspeech verzorgd door een scherpzinnige schrijver? Ik ben dit jaar al door verschillende directeuren benaderd voor zo’n rede voor het voltallige personeel. En of ik daarbij verkleed kan gaan als kerstman. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Ik kan het wel, maar ik wil het niet. Jaren geleden, toen mijn carrière als columnist nog duidelijk van de grond moest komen, heb ik het wel eens gedaan. Ik was uitgenodigd bij een niet nader te noemen bedrijf om daar als kerstengeltje rond te dartelen en her en der wat kwinkslagen uit te delen. Mijn postuur was nog van dat van een ranke jongeling, nog niet aangetast door overdadige lunches en relatiegeschenken van buitenproportionele afmetingen. Alles aftrekbaar natuurlijk. Als engeltje kon ik dus wel degelijk redelijk door de bocht. Toen ik in mijn gevleugelde pak de parkeerplaats van het ongenoemde bedrijf opreed en pardoes mijn oude Opeltje op de plek van de directeur-grootaandeelhouder plantte, had ik moeten weten dat dit soort klussen niet aan mij is besteed. Op de snelweg was ik al staande gehouden door een Porsche van de Rijkspolitie. De mannen van stavast hadden me, luid lachend, gevraagd of ik altijd zo over de snelweg vloog. Dat kon nog een leuke dag worden. Bij de receptie van het bedrijf zat een dik chagrijnig wijf. Ik kan er geen andere benaming voor vinden. Het vermoeden dat mijn vrolijke uitdossing haar aan de kerstviering zou herinneren bleek ongegrond. ‘Heeft u een afspraak?’, vroeg ze bars. ‘Jazeker. Met de hoogste baas. De naam is Gabriël.’ ‘Gabriël hoe nog meer?’, zuchtte ze. ‘Alleen Gabriël. Dan weet hij het wel’, blufte ik. Ze belde. Intussen keek ze me over haar halve brilletje heen aan. Het was gelukkig in orde. Ik werd verwacht en werd onbevlekt door de directeur ontvangen. De man was in een opperbeste stemming. Mijn vleugels begonnen te jeuken. Een half uur later stond ik in de overvolle kantine en liet me bevallig door de mannen in m’n billen knijpen. De grappen waren niet van de lucht. ‘Vlieg ‘es een eindje.’ ‘Hoe doen jullie dat met die schapen?’ en meer van dat werk. De dikke receptioniste zat er ook. ‘Vrees niet’, sprak ik haar plechtig toe. ‘Ik ben de engel Gabriël.’ ‘Dat weet ik’, antwoordde ze chagrijnig. ‘Ik breng je een blijde boodschap. Je gaat een kind krijgen.’ De zaal stond op z’n kop. De directeur was in zijn nopjes. Het feest was compleet toen ik een heuse ezel met de kerstpakketten de zaal in leidde. Met een fles Beaujolais en vijftien euro in mijn handen (‘Dat zit zo wel goed zeker?’, zei de directeur terwijl hij het stiekem in m’n handen drukte) stond ik een half uur later weer op de parkeerplaats. Via weggetjes binnendoor reed ik in het donker terug naar huis. Binnen kleedde ik me zonder licht uit, ontkurkte de fles en zette het op een zuipen. Twee uur later was ik ziek. Het schnabbelcircuit van december: het is niets voor mij. Kerst- en Nieuwjaarsrecepties sla ik liever over. Desalniettemin wens ik u een prettige kerst en dito nieuwjaar toe. Pas wel op voor de dikke receptioniste. Ze wil nog altijd Maria zijn.